In memoriam prof. dr. Vincent P Eijsvoogel

Op 27 april jongstleden overleed prof. dr. Vincent P Eijsvoogel, emeritus buitengewoon hoogleraar Immunologie aan de Universiteit van Amsterdam, en van 1978 tot 1989 voorzitter van de directie van het toenmalige Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst (CLB, in 1998 opgegaan in de Stichting Sanquin Bloedvoorziening).

CLB

Vincent is in 1962 begonnen op het CLB, enkele maanden na het behalen van zijn artsexamen. Transplantatie immunologie was in het CLB nog een onontgonnen gebied. Binnen twee maanden had hij vrijwel alle literatuur, toen reeds behoorlijk in omvang, doorgenomen en verwerkt in een dikke klapper. Op die manier was hij geheel op de hoogte van de experimentele resultaten bij proefdieren en de eerste pogingen tot niertransplantatie bij de mens. Hij mocht dan ook van de toenmalige directeur, prof. van Loghem, een Laboratorium voor Transplantatie Immunologie en Experimentele Immunobiologie opzetten, en kreeg er een analiste bij. Het onderzoek ging zich richten op de functionele kant van lymfocyten in het perifere bloed. Waar deze lymfocyten aanvankelijk als min of meer inerte eindcellen werden beschouwd, kwam daar in de jaren 1955-60 verandering in. In die tijd werd ontdekt dat met niet-specifieke stimuli zoals phytohemagglutinine de lymfocyten van alle donoren tot deling werden aangezet, maar met antigenen zoals PPD (purified protein derivative, tuberculine) alleen de lymfocyten van donoren die eerder in hun leven in contact waren geweest met de tuberkelbacil. Later werd gevonden dat menging van de lymfocyten van twee verschillende donoren ook tot deling van deze cellen leidt. Hiermee was de zogenaamde Mixed Lymphocyte Culture geboren. Aanvankelijk was dit een two-way MLC, later werd de methode verfijnd door de cellen van het ene individu te bestralen of met een chemische proliferatieremmer te behandelen, zodat alleen de deling van de lymfocyten van het tweede individu kon worden gemeten (one-way MLC).

Promotie

Om het celdelingsproces te kwantificeren bedacht de onderzoeksgroep van Vincent hiervoor de methode van 3H-thymidine incorporatie in het DNA van de cellen. In die periode heeft zijn groep belangrijk onderzoek gedaan dat bijdroeg aan wat later klasse 1 en klasse 2 HLA-antigenen is gaan heten, en meer specifiek de rol van het HLA-D locus binnen de MLC. Vincent en medewerkers bestudeerden grote families waarin het optreden van genetische cross-overs bijdroeg aan inzicht en betekenis van de heterogeniteit van de HLA-haplotypes. In 1971 promoveerde Vincent hierop bij prof. van Loghem.

In Nederland werkte Vincent geregeld samen met Dick van Bekkum en Hans Balner van het primatencentrum in Rijswijk, en met Jon van Rood, Aad van Leeuwen, Leo-Jan Dooren en Jaak Vossen uit Leiden, zowel wat betreft het HLA-systeem als aangaande de karakterisering van immuundeficiënties en de immunologische consequenties van beenmergtransplantatie. Intensief contact van CLB-collega Paul Engelfriet en Vincent met buitenlandse collegae en uitwisseling van hun kennis op de Histocompatibility Workshops en Lymphocyte Culture Conferences (in 1975 georganiseerd door Vincent in Amsterdam) bracht de opheldering van het HLA-systeem in een stroomversnelling, hetgeen uiteindelijk leidde tot toekenning van de Nobelprijs voor Fysiologie en Geneeskunde aan Dausset, Benacerraf en Snel in 1980.

Wetenschappelijke ontwikkelingen en hoogleraar

Vincent had als afdelingshoofd en later als wetenschappelijk directeur van het CLB een goed oog voor nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen, niet alleen op het gebied van de transplantatie-immunologie maar eigenlijk op alle terreinen van de immunobiologie die binnen het instituut pasten. Deze nieuwe wetenschappelijke inzichten werden dan opgenomen in het onderzoeksprogramma van het instituut, en vaak toegepast door nieuw aangestelde medewerkers. Daardoor kon het instituut internationaal blijven meedoen met de beste onderzoeksgroepen.

In 1980 werd Vincent benoemd tot buitengewoon hoogleraar Immunologie aan de Universiteit van Amsterdam, en hij had als zodanig ook zitting in de Medische Faculteitsraad. Hij besefte direct hoe belangrijk dat was om de positie van het universitaire Laboratorium voor Experimentele Immunologie (gevestigd in het CLB, als enige buiten het AMC) binnen de faculteit te verdedigen. Hier werden subsidies voor promotieplaatsen verdeeld, aanstellingen van docenten geregeld, samenwerkingsafspraken met klinische afdelingen gemaakt, en persoonlijke contacten gelegd. Vincent bereidde de vergaderingen van de Faculteitsraad dan ook altijd minutieus voor, las alle relevante stukken en overlegde vooraf met eigen medewerkers over te verwachten problemen.

Vincent had ook een open oog voor collegae in politieke problemen. Samen met Alberto Astaldi heeft hij twee Tsjechische onderzoekers en hun familie naar het Westen helpen vluchten. Een van hen, Pavol Ivanyi kwam in dienst van het CLB; de ander, Peter Demant, werd medewerker van het NKI.

Immunologische diagnostiek

Binnen het CLB was inmiddels ook een grote afdeling immunologische diagnostiek ontstaan met een regionale en ook landelijke functie. Een dergelijke functie moest natuurlijk worden afgestemd op de behoeften en vragen uit de kliniek. En hetzelfde gold uiteraard voor de bereiding van bloed- en plasmaproducten, het fundament van het CLB. Voor het onderhouden van die contacten had Vincent het maandelijks overleg met de zogenaamde “brugfiguren” bedacht, wat bijzonder goed heeft gewerkt. Deze brugfiguren waren clinici met verschillende achtergrond die een parttime aanstelling bij het CLB hadden en verder als algemeen internist, internist-hematoloog of kinderarts in de Amsterdamse academische ziekenhuizen werkten. Van hen kreeg hij de zo noodzakelijke input vanaf de klinische werkvloer. Deze formule had hij begin jaren 70 al ingesteld en heeft veel vruchten afgeworpen.

Verdere ontwikkeling CLB

Vincent stimuleerde ook veel onderzoek dat heeft geleid tot optimaal gebruik van donorbloed en bloedbestanddelen. De mogelijke toepassing, de bereiding en de tussentijdse opslag van elk onderdeel van de donatie werden hiervoor systematisch onderzocht. Technisch, fysisch, chemisch, medisch en genetisch onderzoek op academisch niveau moest daarvoor worden verricht. De wetenschappelijke aandacht ging hierbij uit naar de functie van elk bloedbestanddeel binnen de immunologische afweer en de hematologie. Onderzoek naar erfelijke afwijkingen of ziekteverschijnselen die afbraak of disfunctioneren van bloedbestanddelen veroorzaakten werd hierbij gebruikt. Onderlinge samenwerking op al deze verschillende gebieden werd door Vincent nagestreefd en bereikt. Deze samenwerking was de specialiteit van Vincent, en Nederland verwierf zich hiermee wereldnaam op het gebied van bloedtransfusie-onderzoek. Daarnaast zag Vincent ook al snel dat met recombinant DNA technologie op industriële wijze eiwitten gemaakt konden gaan worden die voordien alleen uit bloedplasma verkregen konden worden. Hij wilde ervoor zorgen dat het CLB ook in dat veld actief zou worden, en investeerde daarom veel in research van een afdeling Moleculaire Biologie. Vincent wilde dat het CLB ook een rol zou krijgen bij de productie en verkoop van deze nieuwe producten. Hij heeft diverse partners in de farmaceutische industrie gevonden. Vincents bijdrage aan dit project paste precies bij de ontwikkelingsfase op dat moment van dit vakgebied. Als wetenschapper was hij vooral de initiator en stimulator.

Aidsepidemie

Als voorzitter van de directie van het toenmalige Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst (CLB) maakte hij begin jaren ‘80 een hectische periode mee toen vanuit San Francisco de eerste patiënten met AIDS werden gemeld: een mysterieuze ziekte die vooral bij homoseksuelen voorkwam, daar ontzettend veel slachtoffers maakte, en waarvan de oorzaak langdurig onbekend was. Wel werd al snel duidelijk dat deze nieuwe ziekte werd overgedragen via o.a. bloed en bloedproducten. Omdat de verwekker lange tijd onbekend was, kon het gedoneerde bloed er niet op worden gescreend. Dus was het erg riskant om bloed afkomstig van donoren uit de risicogroep (lees: homoseksuele donoren) toe te dienen aan patiënten. Met name de patiënten met hemofilie - die in die tijd voor hun behandeling afhankelijk waren van frequente toediening van bloed en plasmaproducten - liepen groot gevaar om door de nieuwe dodelijke ziekte te worden getroffen. Maar een besluit dat homoseksuele donoren daarom voorlopig werden uitgesloten van bloeddonatie, riep meteen hevige protesten op vanuit de homoseksuele gemeenschap, die zich gediscrimineerd voelde. Vincent en zijn collegae hebben toen door zorgvuldig overleg met vertegenwoordigers van patiënten, behandelaren en donoren op een wijze manier tussen het belang van volksgezondheid en protesten wegens discriminatie door gelaveerd. Hij was daar de arts die zich sterk bewust is van zijn primaire plicht om patiënten te vrijwaren van gezondheidsschade. Overwegingen over wegvallende omzet of marges waren daarbij voor hem niet relevant. Dat heeft ervoor gezorgd dat patiëntschade in Nederland in vergelijking met andere landen beperkt is gebleven. Als men achteraf nagaat hoe het in andere Europese landen is gegaan met de transfusieproblematiek in die begintijd van de aidsepidemie, dan heeft Nederland het goed gedaan in die heel moeilijke en spannende periode.

In memoriam

Vincent was een wetenschappelijk onderzoeker en bestuurder, een snelle denker die de discussie niet uit de weg ging. Hij verwachtte wel dat de discussie afgerond was als zijn analyse en conclusie niet weerlegd konden worden. Maar hij was bereid om de discussie te heropenen als een nieuw en liefst slim argument naar voren kwam. Dat maakte de bestuurbaarheid van het farmaceutisch productiedeel van het CLB wel eens lastig. Hij was een keiharde werker met een maximale betrokkenheid bij en inzet voor de missie van het CLB. Hij was ook een zeer goede mentor voor zijn studenten en wetenschappelijke staf, die jonge mensen enthousiasmeerde voor de wetenschap en hen in contact bracht met gevestigde onderzoekers buiten het CLB. Hij was een man met een echte onderzoekersgeest. Hij had ook buiten zijn vakgebied een brede culturele belangstelling, hetgeen onder andere tot uiting kwam in zijn inzet voor de kunstcollectie van het CLB.

Wij zullen hem missen.

Ineke ten Berge
Theo Buunen
Hans Loos
Dirk Roos
Peter Schellekens