Verslag Kennisplatform Transfusiegeneeskunde Regio Zuidoost 21 maart 2024

 

verslag door drs. Jacques Wollersheim, transfusiearts, Sanquin Medische Zaken - afdeling Transfusiegeneeskunde - mede namens dr. Irene Körver-Keularts, klinisch chemicus, transfusielaboratorium CDL, MUMC+

 

Na 4,5 jaar vond het Kennisplatform Zuidoost weer “LIVE” plaats in het Auditorium in het Maxima Medisch Centrum in Veldhoven. Bij aanvang registreerden zich 110 deelnemers, vergelijkbaar met (90-100) voor de coronaperiode. Met behulp van evaluatie (“strakkere tijdshandhaving”) en de bereidwillige sprekers, kon de voorbereidingscommissie een puntig en interessant programma samenstellen rond het thema Transfusieproblematiek bij moeder en kind.

In het eerste deel lag de focus op issues ‘tijdens de zwangerschap’, na de pauze op ‘de bevalling en de neonaat’.

Dr. Cornelis van der Torren, kinderarts uit het Emma Kinderziekenhuis (Amsterdam UMC) en transfusiespecialist i.o. bij Sanquin, gaf in rustig spreektempo de diagnostische en therapeutische milestones in de Hemolytische Ziekte van de Foetus en Pasgeborene (HZFP) waar de volgende sprekers m.b.t. pathofysiologie graag naar refereerden. Aan de hand van casuïstiek werden de variabelen bilirubine, leeftijd en risicofactoren verbonden aan te volgen therapeutische opties zoals wisseltransfusie dan wel fototherapie. Ook toonde Van der Torren dat de grafiek van het aantal wisseltransfusies (data uit LUMC) in de laatste 20 jaar aanvankelijk duidelijk daalde, maar met recente stijging neigt tot een U-vorm.

Vanuit het LUMC, hét landelijke behandelcentrum voor IntraUteriene Transfusies (IUT) was dr. Joanne Verweij, perinatoloog, specialist foetale therapie, naar Eindhoven gekomen. Zij duidde dat Foeto Maternale Transfusie m.n. postpartum plaats heeft, anti-D het frequentst verantwoordelijk is voor HZFP en anti-K voor ernstige (en vroege) HZFP. De zaal werd stil bij het zien van de Echografische opnames van ontwikkelende hydrops foetalis, en dat Peak Systolic Velocity (PSV) in a. cerebri media (ACM) als een betrouwbare afspiegeling van de toegenomen hartactie ter compensatie van de anemie, en hoe uiteindelijk een Intra-Uteriene Transfusie wordt uitgevoerd. Op haar presentatie volgde een levendige discussie en een voorstel tot verbeterde communicatie over gebruikte producten tijdens IUT, werd dankbaar ter harte genomen.

Met een casus onder de titel “Als het bloed kruipt waar het niet gaan mag” sloot dr. Marlijn Hoeks, hematoloog en transfusiespecialist uit Radboud UMC, perfect aan op de voorgaande spreker. Bij hydrops foetalis heeft 90% van de gevallen een niet-immunologisch oorzaak! Marlijn voerde ons door het negatieve laboratorium onderzoek bij moeder en kind, om uiteindelijk door een positieve Kleihauer-Betketest op het spoor te komen van een intra-placentaire bloeding. En passant duidde zij ook een mogelijke vals negatieve Kleihauer test, indien anti-A en/of anti-B van moeder (BG 0) de foetale ery’s (BG A, B of AB) heeft weggevangen.

En toen was er koffie. De sponsors kregen talrijke bezoekers bij hun stand en de versnaperingen smaakten prima.

Conform tijdschema van het programma, verwelkomden wij na de pauze drs. Elise Huisman, kinderhematoloog en transfusiespecialist uit het Sophia Kinderziekenhuis (EMC) tevens verbonden aan Sanquin en initiatiefneemster van het Netwerk Kind en Transfusie. In een inspirerende voordracht duidde zij essentiële verschillen tussen transfusie aan kinderen en aan volwassenen. Bijvoorbeeld, baby’s krijgen relatief veel bloedproducten en transfusiereacties.  Het bloedvolume per kilogram lichaamsgewicht van een kind is groter. Het HbA van het standaard erytrocytenconcentraat, bindt zuurstof essentieel anders dan het gangbare HbF van de pasgeborene. Bij plasma-indicatie bij een neonaat, wordt in 55% voor SD-plasma gekozen en voor ‘Parvo getest’ of ‘bestraald’ zijn specifieke indicaties van toepassing. En, als toedieningssnelheid en diameter infuusnaald dienen te worden aangepast, waarom geldt dit (nog) niet voor de grootte van bloedbuisjes? Tot slot wierp Elise een blik in de toekomst met kansen voor bloedproducten uit navelstrengbloed.

In de volgende presentatie met titel “DAT negatief bij kans op ABO antagonisme” van dr. Svenja Mennens, AIOS klinische chemie in Rijnstate/Maastricht UMC+, kwamen pitfalls in het immuun-hematologische onderzoek bij de neonaat aan bod. De noodzakelijke bloedgroep O-pos van een wissel bij anti-c; een positieve DAT neonaat bij negatieve as-screening moeder t.g.v. een antistof tegen Laag frequent Antigeen; de anti-D immunoprofylaxe waardoor zwakke DAT+ ontstaat maar geen hemolyse bij kind; en het mechanisme achter DAT negatief bij verdenking ABO incompatibiliteit (moeder O en kind A en positieve hemolyseparameters) bevestigd met positieve eluaat, werden helder en duidelijk geïllustreerd uiteen gezet en leidde tot een krachtige ‘Take Home Message” aangaande het belang van het eluaat. In de levendige discussie na Svenja’s presentatie, kon Peter Ligthart (Translational Immunohematology Sanquin) aanwezig onder de toehoorders, nog een paar kleine puntjes op de i zetten.

Het inhoudelijke deel van de onderwijsmiddag werd afgesloten met een duo-presentatie door dr. Irene Körver-Keularts, klinisch chemicus en laboratoriumspecialist hematologie/transfusie geneeskunde uit MUMC+ en dr. Renée Vossen, klinisch chemicus in Zuyderland MC. Binnen één casus (met overplaatsing naar regionaal ziekenhuis) werden 2 graviditeiten besproken, gedomineerd door problematiek door anti-C. Naast discrepantie tussen lage ADCC en hoge titer (anti-C) met hyperbilirubinemie waarvoor fototherapie, werd het post-partum beloop van de 2e neonaat gecompliceerd door traag op gang komen van de eigen hematopoëse waarvoor uiteindelijk 4x top-up met pedi-EC’s noodzakelijk waren. Laboratoriumuitslagen toonden geen hemolyse, hoge Epo en na transfusie van de Pedi-eenheden, terugvallende reticulocytenaantallen. Dit leidde binnen het presenterende team tot boeiende vragen ten aanzien van de pathogenese van de persisterende neonatale anemie, welke op dag 74 spontaan verdween. Boeiend, boeiend …

Natuurlijk werd nog druk nagepraat tijdens de afsluitende borrel en hopelijk geïnspireerd ging ieder huiswaarts.

Het volgende Kennisplatform van Zuidoost staat gepland voor 21 november 2024 op dezelfde locatie.